old school learning

Het huidige of 'oude'onderwijsssysteem voldoet al een tijdje niet meer. Zowel niet voor het reguliere onderwijs als de opleidingstrajecten tijdens het werk. Hoe dan wel?

Blended learning is een mooie moderne term, helaas is deze de laatste tijd wel sterk aan inflatie onderhevig. De snelle ontwikkeling van de mogelijkheden die ICT ons biedt leveren een scala aan nieuwe werkvormen, administratieve verplichtingen en gelukkig ondersteuning. Veelal wordt dit ingezet voor verbetering van de status quo van het huidige onderwijs en trainingstrajecten. Als we echter niet fundamenteel anders naar het leren kijken, krijgen we veel suboptimale oplossingen en onnodig hoge kosten.

De mogelijkheden die de moderne ICT ons biedt hebben ook al veel goed leermateriaal opgeleverd. Naast de differentiatie van het aanbod van de leermaterialen van papier, digitaal, verrijkt met video fragmenten (inspelen op de zintuigen) zien we ook dat er een rondom het leermateriaal anders gekeken wordt naar de kwaliteit, bereikbaarheid en de inzet.Er zijn diverse eisen aan de didactische kenmerken te stellen waaraan de leermiddelen moeten voldoen, de opdrachten moeten in ieder geval betekenisvol zijn.

Wanneer goed samengesteld is er de mogelijkheid tot inzet van verschillende ´brokken´ leermateriaal. Niet het gehele boek van H1 tm H22 is nodig, niet de gehele training van 3 dagen hoeft meer gevolgd te worden. Binnen een aantal organisaties is dit al vertaald naar ´learning nuggets´, kleine stukjes training die op het moment wanneer het nodig is kunnen worden ingezet.

Het blijkt een lastige uitdaging om het digitaal aanbod goed bij de lerende te krijgen via een Electronische Leer Omgeving (ELO) of nog hipper via de Digitale Leer Werk Omgeving (DLWO). Het staat wel in het systeem, maar de vindbaarheid en toepasbaarheid voor 'the moment of need' is vaal bijzonder beperkt.

In dit kader komt `flipping the classroom´ vaak naar voren als `vernieuwend concept´. Het zorgt er voor dat de leerling vóór het betreffende contactuur met de docent het materiaal bekijkt, en de docent dan tijdens het lesuur een meer coachende rol heeft.  ‘Flipping the classroom’ is vanuit een historisch onderwijsperspectief een mooi en hip concept; vanuit de visie van het individueel leerproces is het een redelijk onzinnige verbijzondering van het aanbod, immers in de leercyclus hoort het aanbieden van het materiaal –op welke wijze dan ook- tot de standaard cyclus. Dat het materiaal buiten het klaslokaal of niet tijdens de contacturen van de trainer wordt aangeboden is minder relevant.Een aantal onderzoeken die het verschil in daadwerkelijke leeropbrengst hebben gemeten bij ‘flipping the classroom’ geven geen significant verschil aan aanzien van de leeropbrengst op zich (Jongmans 2015). De meerwaarde hangt voornamelijk af van de invulling van de les, niet van het digitaal aanbieden (Geijn, R. van; e.a. 2013).

Beide lijken in lijn met de conclusie uit de metastudie van John Hattie, namelijk 0.16 effect size. (Hattie 2009) Dit is het effect op de prestatie in de tijd. De door John Hattie gebruikte rekenmethodiek om de invloeden op leerprestatie te vergelijken in een zeer grote metastudie. (0 = geen, negatief is verminderd, 1 is sterk verbeterd)

Het alleen bekijken vanuit een 'vernieuwing van het aanbieden' van het materiaal is meer een vorm van ´blended offering´. In deze vorm blijft blended learning en het verbeteren van het onderwijs een poging tot het verbeteren van de status quo. En dat dit geen substantiële verbetering geeft merken we al vele jaren.

Wat dan wel?

Als al gesteld hebben we met de brede inzet van ICT in het onderwijs een steeds groter aantal mogelijke werkvormen die we kunnen gebruiken en materialen die daarvoor beschikbaar zijn. Dit geeft legio mogelijkheden, maar stelt ook eisen aan de manier om tot een doordachte keuze te komen. Een keuze voor wat, aan wie en hoe we het materiaal kunnen aanbieden, en op welk niveau het een nuttige bijdrage heeft voor de lerende. En hoe we vervolgens het primaire proces goed kunnen ondersteunen. Maar wat is dat primaire proces dan?

Stromingen die hieraan deels invulling geven zijn gepersonaliseerd leren, gedifferentieerd onderwijs en adaptief leren. Gepersonaliseerd leren is voornamelijk in het onderwijs terug te vinden en wordt veelal ingevuld door een keuze van de docent die op basis van formatieve toetsresultaten bepaalt,  bijvoorbeeld met behulp van een diagnostische instaptoets, op welke manier een leerling de komende tijd het beste verder kan leren. Op deze manier krijgt iedere leerling een eigen, gepersonaliseerde leerroute. Gedifferentieerd onderwijs wordt veelal gezien als een klein aantal verschillende en vooraf vastgestelde leerroutes. Deze leerroutes hebben hetzelfde leerdoel, maar variëren van elkaar in aanpak en niveau. Op die manier sluit het lesmateriaal beter aan op de niveauverschillen in de klas. Bij adaptief leren worden de voortgang, de resultaten en soms ook de user interactie van iedere individuele leerling realtime gevolgd en gemonitord. Door de intensiteit meestal niet door een docent, maar door en intelligente software. Dus waar de meeste methodes grotendeels gebaseerd zijn op een min of meer ‘statisch’ curriculum, kenmerkt adaptief leren zich door een veelheid aan dynamische en flexibele persoonlijke leerroutes op basis van actuele metingen en voortgang.

In een door Pearson ondersteund onderzoek naar goede instrumenten voor adaptief leren is een nuttig onderscheid gemaakt naar adaptieve content, adaptieve assessments en adaptieve volgorde. Essentiele stappen zijn hier het frequent meten, analyseren en aanpassen van het aanbod. In een overzicht is een groot aantal wereldwijd beschikbare tools onderzocht, geclassificeerd en weergegeven naar mate van adaptiviteit in content, assessment en volgorde. (EdSurge 2016)  Slechts een beperkt aantal bedrijven heeft ervaring met adaptief leren, voornamelijk nog vanuit een experimenteel oogpunt.

Het primaire proces is een repeterend cyclisch proces waarin we het individu en de vorderingen centraal moeten zetten.

Naar de Engaged Learning Loop!